zondag 19 mei 2019

Terugblik op een semester kunstfilosofie

Kunstwetenschap. Twee termen die elkaar compleet tegenspreken in één woord gedwongen. Kunst is géén wetenschap, wetenschap is géén kunst. Een aanvechtbare stelling, misschien. Ik sta er alleszins met heel mijn hart achter, en deze module kunstfilosofie heeft dit enkel en alleen kracht bijgezet.

Het semester bestond uit filosofen met erg uiteenlopende visies op kunst. Van sommigen vond ik het schandalig hoe zij de kunst neerhaalden, van sommigen heb ik enorm genoten omdat ze vertikten een stappenplan voor het benaderen van kunst neer te schrijven. Ja, Kant. Ik heb het over u. Ik vond de filosofen in dit opzicht zeer goed gekozen: er zat variatie in, zowel inhoudelijk als vormelijk (qua toegankelijkheid, bijvoorbeeld). Het bouwde voor mij persoonlijk ook op naar een climax: we begonnen met Plato, die eigenlijk weinig maalde om het unieke bestaan van kunst, we eindigden met Lyotard die de kunst een ongelooflijk hoog statuut toekende.

De voorstellingen droegen ertoe bij dat we onze eigen visie op kunst, met behulp van de geziene filosofen, verder nuanceerden. Het vereiste inderdaad wat buitenschools engagement, maar ik heb het nooit vervelend gevonden. Aan kunstfilosofie doen, kan men toch niet enkel theoretisch?  

Aan de vorm van evaluatie zie ik twee kanten: enerzijds vind ik het concept van een blog wel aangenaam, het zet mij persoonlijk meer aan om te schrijven dan de opdracht "schrijf een essay van 3000 woorden". Het platform Blogger heeft de toegankelijkheid misschien ietwat doen dalen. De gebruiksvriendelijkheid valt te betwisten. En ik moet toegeven: mijn aangeboren uitstelgedrag heeft ervoor gezorgd dat ik er niet alles heb uitgehaald wat eruit te halen was. Vrijheid brengt verantwoordelijkheid en ik heb die niet altijd opgenomen.

De frustraties omtrent sommige filosofen hebben de voldoening die ik voelde dankzij andere filosofen alleen maar intenser gemaakt. Uiteindelijk ben ik erg tevreden over dit semester. Ik heb veel bijgeleerd over de kunst en over hoe ik mezelf positioneer in de hedendaagse wervelwind van smaakoordelen en esthetisering. 


Reactie Mathias: het sublieme moet menselijk zijn

Mathias,

Ik ben het volledig eens met het onderscheid dat je maakt tussen Kantiaans subliem en het sublieme bij Lyotard. We hadden het er onlangs nog over: Lyotard lijkt de enige geziene filosoof te zijn die weet wat kunst kan doen met de mens... Verwoesting, en, zoals jij zegt, géén berusting zoals jij die voelt bij het Kantiaanse sublieme: de verwoesting gebeurt buiten jezelf, je hebt geen enkele zeg in de krachten van een natuurramp. (Toch kan ik me niet van de bedenking ontdoen dat het gevoel van berusting in een situatie als die, eerder uitzonderlijk is. Ik denk dat vele anderen, net doordat ze weten dat ze geen enkele controle hebben op iets groters dan zichzelf, hierdoor een onnoemelijke angst ervaren.)

Wetend dat de wereld binnen u op ongelooflijk wankele poten staat, echter, is een andere zaak. Wanneer je weet dat een kunstwerk u vanbinnen aan het opvreten is, als ik het zo grafisch mag stellen, dat is een sublieme ervaring. Het oog in oog staan met het besef dat je zoveel meer had kunnen zijn dan dit. Dat kortweg alles meer had kunnen zijn, dan dit. De gapende wonde van de aanwezigheid van een afwezigheid.

Of Lyotard nu vindt of het kunstwerk gemaakt door een mens, een ervaring als dit kan opwekken, lijkt mij minder belangrijk. Het is van groter belang dat Lyotard de kunst (eindelijk) verheft tot haar maximale capaciteit: verwoesting. Dank u, Lyotard, en dank u, Mathias.

Reactie Loïs: Platonov

Loïs, ik vind het interessant om jouw kijkervaring te lezen omdat ik merk dat je de gebeurtenissen die zich op scène ontvouwen, afspiegelt aan het werkelijke leven. Ik ben benieuwd of dit altijd de manier is waarop jij theater interpreteert, en ik vraag me daarbij af hoe je theater beleeft dat ietwat conceptueler is. In Platonov zien we het leven zoals het zij, maar neem nu bijvoorbeeld een stuk als Hamlet: er valt zeker een waarheid te halen uit pakweg de analyse van de karakters van de personages, maar deze voorstelling aftoetsen aan de werkelijkheid lijkt mij een heel pak moeilijker. Misschien zelfs onnodig. 

Is dit iets wat je altijd doet? Persoonlijk heb ik het er niet moeilijk mee om een onbegrijpbaar kunstwerk in de onbegrijpbare leegte te laten zweven, maar ik kan me voorstellen dat er heel wat kijkers zijn die door deze onbegrijpbare (sublieme?) ervaring, afhaken. Misschien is het een menselijke drift om controle te scheppen in een overweldigend universum. Ik vind dat dat niet hoeft. In het duister dwalen brengt mij vaak ook rust, soms zelfs meer rust dan een bevestiging van mijn gevestigde waarden. Bestaat men niet om in vraag gesteld te worden?

Vind jij kunst die strookt met de werkelijkheid (Kantiaans schoon) interessanter dan kunst waarvan je enkele dagen moet bekomen? 

Het doodsvonnis van dé mens - Nietzsche

"Waar het ons aan ontbreekt, is aanbidding. We moeten op de knieën kunnen vallen voor elkaar."
Zo sprak Sam Dillemans in de documentaire De waanzin van het detail. Het is zo duidelijk dat het bijna nodeloos is om te zeggen, maar we horen niemand minder dan Nietzsche doorschemeren in deze woorden. De hedendaagse mens laat zich niet meer meeslepen door zijn diepten. Vandaag draait alles om oppervlakkige onverschilligheid. Zelfs overtuigd onverschillig kunnen we niet meer zijn. Het draait om afvlakking. We worden afgevlakt.

Hoe meer geliefden we afschuimen, hoe groter ons ego, en dus hoe beter. Hoe meer schilderijen in een museum, hoe liever. Ja, bevrediging! Hoe sneller we elk element in de tentoonstelling (of zelfs dat niet) hebben bekeken, hoe beter. Time is money. Wie geeft er nog om kunst wanneer er werk te doen is? Waarom zou men weggeblazen willen worden door kunst, wanneer dat de zaken alleen nog maar meer in de war stuurt?

Comfort. Alles moet comfortabel zijn. Alles wat ons uit ons evenwicht zou kunnen halen, zweren we af. Ratio, ja. Overgave, neen. Wij zijn de laatste mensen.

Ik heb het over grote gevoelens. Gevoelens die we niet meer kunnen noch willen begrijpen. De mogelijkheid om uren naar een landschap te kunnen kijken zonder je ogen af te wenden. Een gedicht zo dikwijls lezen dat je het vanbinnen en vanbuiten kent. Of, zoals meneer Dillemans het zei, op de knieën vallen voor een geliefde, of Vincent Van Gogh beschouwen als een vrouw die je nooit zal krijgen.

Sam Dillemans zei in diezelfde documentaire dat "de grootste opoffering is om nen halve te zijn." Maar zo'n groot deel van wat zich rondom ons bevindt, zijn helften. Wij kennen geen passie. Wij kennen enkel helften. Ik kan het niet treffender beschrijven dan Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra. "Men werkt nog, want arbeid is tijdverdrijf. Maar men past op dat het tijdverdrijf niet vermoeit. Men wordt niet meer arm en rijk: beide zijn te bezwaarlijk. Wie wil nog regeren? Wie nog gehoorzamen? Beide zijn te bezwaarlijk." We leven permanent in het midden van het spectrum. We willen zowel alles als niets, maar niet te veel van beide; het moet leefbaar blijven voor iedereen, niet?

Ik wil geen laatste mens zijn. Sorry, Nietzsche. Niets of niemand krijgt ons kapot, want we zijn immuun voor alles. Wij zijn de laatste mensen.




De intimiteit tussen kunstenaar en kunstwerk

"Onze relatie werd sterker en sterker. Ik gebruik Agata om mijn verhaal te vertellen en Agata gebruikt mij om haar verhaal te vertellen. Ze wil heel graag in een film spelen en is hard op zoek naar wie ze is. Het is een echte wisselwerking of samenwerking geworden. Agata krijgt steeds meer invloed op mijn werk. De foto's zijn letterlijk van mijn hand en Agata schrijft nu ook bij de foto's over haar ervaringen: hoe ze veranderd is sinds ze mij kent. Maar ook over hoe ze zichzelf en haar verschillende identiteiten ziet, en over onze relatie." - Bieke Depoorter over Agata

Een post schrijven over een tentoonstelling die je 4 maanden geleden hebt bijgewoond kan alleen maar als de kunst je écht is bijgebleven. De fotoreeksen van Bieke Depoorter, die we in het FoMu hebben bekeken, hebben mijn blik op het statuut van de kunstenaar verruimd. Deze post is een eerbetoon aan de werkwijze van mevrouw Depoorter. Haar manier van fotograferen dwingt in mijn ogen een gigantisch respect af: aan mensen uit een totaal ander milieu dan jij, vragen of je een nacht bij hen mag spenderen en hen mag fotograferen, ik zie het niet velen haar nadoen.

De band tussen de fotografe en de mensen die ze afbeeldt, doet mij stilstaan bij de wisselwerking (die trouwens prachtig beschreven is door Bieke zelf, zie alinea één van deze post) tussen kunstenaar en kunstwerk. In de beeldende kunst zijn er drie mogelijkheden: ofwel beeld je iets bestaands letterlijk af, ofwel vervorm je iets bestaands tot een eigen interpretatie daarvan, ofwel uit je iets wat begon als een fantasie. Bij de eerste twee is er ongetwijfeld al sprake van een ietwat intieme band tussen kunstenaar en object of model. Je zou kunnen zeggen dat elke kunstenaar die een bestaand iets afbeeldt, een verbintenis aangaat met het afgebeelde. Al gaat het over een kunstenaar die iets triviaals zoals een kever tekent, of een gevallen bloemblaadje. Er moet iets van vonk geweest zijn waardoor de kunstenaar zich aangezet voelt om juist dit onderwerp af te beelden en geen ander. Maar bij Bieke Depoorter gaat het nog een trede dieper.


©Bieke Depoorter / Magnum Photo




Uiteraard beslist Depoorter zelf over de compositie van de foto, het lichtgebruik, de focus en dergelijke, maar daarbovenop laat ze de afgebeelde mensen zelf op de gemaakte foto's schrijven. De afgebeelde mensen zien zichzelf in een kunstzinnig daglicht en krijgen de kans om daarover te reflecteren, of om gewoonweg een willekeurige bedenking neer te schrijven.








Interactieve kunst reduceert de afstand tussen kunstenaar en kunstwerk tot het minimum (of laat deze volledig verdwijnen?). Het manifesteert een intieme relatie tussen kunstenaar en de afgebeelde mens. En net deze intimiteit zorgt ervoor dat Bieke Depoorter mij zal blijven boeien. Ze laat haar kunstwerk zichzelf maken. Dat is mijns inziens al een kunst op zich.




Sublimiteit, in godsnaam, wat bent u? - Kant & Lyotard

Het moet gezegd worden: niet onregelmatig heb ik me geërgerd aan kunstfilosofen. We zagen Plato, die kunst verwenst uit zijn maatschappij. We lazen Hegel die de kunst reduceert tot een middel voor zelfbewustwording. Gadamer introduceerde ons tot het zien van de kunst als een op zich staand spel: een spel dat een gehele wereld verbeeldt. Nietzsche ziet kunst slechts als schijn, als een reflectie van de werkelijkheid.

Waarom voelen filosofen de drang om de kunst, die mijns inziens het meest open moet gelaten worden als mogelijk is, in een hokje te duwen?

Als een reddende engel kwam Lyotard op mijn pad. Hij vindt het problematisch dat er een esthetica ontstaat vanuit iets (zijnde kunst) waarover misschien niet gesproken moet worden. Of ten minste, iets wat gewoonweg ongeschikt is om geabstraheerd te worden. Kunst in regels gieten, kunst wetenschappelijk benaderen.. het betekent de dood van de kunst. Bedankt, Lyotard. Eindelijk iemand die het zegt.

Een begrip dat door mijn hoofd is blijven spoken, is het sublieme. Het komt voor mij het meeste in de buurt van wat een kunstwerk in zijn diepste vorm kan betekenen. Hiermee wil ik niet bedoelen dat werken die niet onder de term 'subliem' vallen, geen kunst zijn. Ik zal het anders stellen: kunstwerken die mij het meeste zijn bijgebleven, hebben een sublieme ervaring in mij opgewekt.

Wat is dat sublieme nu juist? Volgens Kant is het datgene wat onze kenvermogens overstijgt. Een ervaring die ons herinnert aan de nietigheid van het menselijke bestaan, die ons volledig wegblaast en van onze rede geen korrel overlaat. Natuurrampen, bijvoorbeeld, kunnen ons zodanig klein krijgen dat we volledig ontregeld worden, gewoonweg omdat we het begrip van de mechanismen hierachter mankeren. Dit lijkt me een duidelijk gevoel, maar de link met kunst is nog niet heel duidelijk.

In anima minima van Lyotard is het karakter van een sublieme ervaring, zijnde het opwekken van de anima, veel destructiever en dwingender. Het negatieve taalgebruik wijst ons hier voortdurend op: we zijn als toeschouwer een slaaf van de kunst, de anima bestaat enkel onder dwang. De sublieme ervaring zoals door Lyotard beschreven is nog altijd niet helemaal bevattelijk, maar het is een waardig eerbetoon aan kunst. Kunst hoort mensen uit hun balans te rukken, al dan niet op een plezierige wijze.

Het lege gevoel na de laatste bladzijde van een sterk boek, zelfs het missen van de personages in het echte leven. Treffende noten van een muziekstuk die recht naar de keel grijpen. De herkenning van een gevoel dat je niet wilt hebben in een beeldend werk. Kunst die je niet wilt zien, maar waar je toch naar blijft kijken. Dit zijn geen natuurrampen, meneer Kant. Dit zijn kunstwerken. Ervaringen die een nietig mensenleven permanent vormgeven. En dàt is sublimiteit.

zaterdag 18 mei 2019

Het verwoesten van cirkels door zelf te draaien

Neen, ik ga me niet nogmaals afvragen of de geschiedenis nu lineair of cyclisch verloopt. Die kwestie heb ik met mijn groepsgenoot van de!KunstHumaniora Sieglinde al tot in den treure uitgediept. Ik wil het in deze post hebben over de voorstelling Ghost Writer and the Broken Hand Break van Miet Warlop. Laat mij u meenemen naar zaterdag 16 maart, deSingel.

Drie in zwart geklede mensen komen het podium op, nemen elk een plaats in de drie lichtcirkels in en beginnen rondjes te draaien. Na een tweetal minuten bedenk je jezelf dat dit onmogelijk gezond kan zijn en je vraagt je af wanneer ze zullen stoppen met draaien en de effectieve voorstelling begint. Het antwoord daarop is simpel: niet.

Na tien minuten heeft een van de twee draaiende mannen een sigaret opgestoken. Je vraagt je af hoe in godsnaam de menselijke anatomie het blijven draaien mogelijk maakt. Op een gegeven moment geraak je al je vragen kwijt aan de trance die de draaiende lichamen jou opleggen. Je hoofd begint zelf te tollen en je stapt mee in de waanzinnige, draaiende wereld van de artiesten. Alsof het draaien nog niet uitdagend genoeg was, krijgen de artiesten -zonder ook maar één seconde te stoppen met draaien- instrumenten aangereikt en beginnen ze muziek te spelen. Je ogen zijn nu écht gekluisterd aan die wezens die je niet kan vatten in één beeld, simpelweg omdat ze er de hele tijd anders uitzien. Is dit hypnose?



Naast mijn ongelooflijke fascinatie voor deze performance, wens ik een ietwat filosofischer licht te schijnen op de voorstelling. De draaibeweging van de kunstenaars heeft me doen stilstaan bij de alledaagsheid, zoals Heidegger die beschreef als een onderdrukking van de zijnsvraag. Of eerder, het heeft me doen stilstaan bij de manier waarop de alledaagsheid doorbroken kan worden. Kan je de eindeloze cirkels van de alledaagsheid doorbreken door zélf zo'n cirkel te worden? Concreet betekent dit volgens mij: kan je het besef van de alledaagsheid intensiveren door je er ten volle van bewust te zijn, en als gevolg deze sluier van sleur van je afschudden? Ik denk dat de drie artiesten hier tijdens de 45 minuten durende draaisessie zeker in zijn geslaagd, maar het bewijst mij bovenal dat de alledaagsheid destructiever en meer aanwezig is dan we zelf beseffen.

Volgens mij is kunst altijd een aanval op de alledaagsheid. In mijn eerdere post heb ik al gesproken over de onvermijdelijke impuls om kunst te creëren. Deze impuls is overweldigend en je kan als kunstenaar niet anders dan je eraan overgeven. Misschien is kunst wel exact wat Lichtung is. Of toch een product van Lichtung.

Leven inblazen of laten slapen? That's the question.

In deze post over de voorstelling Hamlet van Kuiperskaai en Lisaboa Huybrechts wens ik het stuk niet te analyseren. Ik zal een persoonlijk antwoord trachten te formuleren op volgende vraag: hoe hoort men om te gaan met oeroude klassiekers? Moet de theatermaker een letterlijke weergave van het stuk proberen te geven of stort hij zich er beter in het stuk af te toetsen aan de tijdsgeest? Of nog, laten we een klassiek stuk zoals Hamlet beter vredevol slapen in de jambische pentameters?

De laatste vraag kan ik zonder al te veel nadenken beantwoorden: neen. Ik ben zelf ongelooflijke liefhebber van Shakespeare's oeuvre. Een grote reden waarom zijn werken nu nog zeer gewaardeerd worden is de volgende: zelfs deze laat zestiende-eeuwse theaterstukken bevatten een gigantische bron aan lessen over macht, over liefde, over onszelf. De personages, de thema's, de motieven zijn heel vaak heel herkenbaar. Het is inderdaad een mogelijkheid om die lessen uit het oorspronkelijke werk te distilleren, maar dan mis je al een heel deel van het publiek voor wie deze zaken waardevol kunnen zijn. Als je een theatermaker hebt die het stuk opentrekt voor een groter publiek, dan hoeven mensen die geen fan zijn van Shakespeare zich geen weg te banen door zijn lijvige werken en kunnen deze werken toch nog waarde hebben. In deze zin vind ik theater een ideale manier om klassiekers een nieuw leven in te blazen.

Maar natuurlijk hangt hier een groot risico aan vast: het oneer aandoen van een werk dat eerder zo geliefd is geweest, en dat door velen vandaag nog altijd gezien wordt als een magnifiek. Om dit te illustreren wil ik graag volgend voorbeeld geven: midden januari woonden we met alle moderne talenrichtingen van het zesde jaar de voorstelling Macbeth bij, van het TNT theatre Britain. Nooit eerder heb ik een meer letterlijke weergave van een literair werk gezien. Dit stuk heeft in mijn ogen volledig gefaald: het sprak niemand aan, zelfs de metaforen werden letterlijk weergegeven. Er was niets boeiends aan. Ik denk dat de acteurs het stuk zelf absoluut niet begrepen. Uiteraard is dit problematisch voor een geweldig werk als Macbeth. Een volledig letterlijke weergave blijkt dus niet helemaal te werken.

Baz Luhrmann's Romeo and Juliet
Een andere manier van omzetten is een combinatie van letterlijke en figuurlijke weergave, zoals Baz Luhrmann dit in zijn film Romeo & Juliet heeft gedaan. Natuurlijk beschikt een filmmaker over andere (meer?) technische mogelijkheden dan een theatermaker, maar deze adaptatie vond ik zeer geslaagd. Luhrmann behield de originele tekst, maar transformeerde de toenmalige setting naar een hedendaagse. Ik denk dat het kleurgebruik en de decors, die ongelooflijk prachtig waren, veel hebben bijgedragen aan mijn appreciatie. Volgens mij zou deze adaptatie, maar dan omgevormd naar een theaterstuk, niet zo impressionant zijn als de film.

Het adapteren van klassieke literaire werken zal altijd spelen met vuur zijn: volgens mij gaat het ofwel heel erg goed, ofwel is het een volledige geweldpleging op het oorspronkelijke werk. Kuiperskaai heeft een poging gedaan, er zullen wellicht nog velen een poging doen. Uiteindelijk is ook een slechte adaptatie een maatstaf om het oorspronkelijke werk nog méér te appreciëren. Men kan maar proberen, het zal altijd zoeken blijven.


maandag 29 april 2019

GIP de!KunstHumaniora - Shalom

Bij gebrek aan een post om op te reageren, zal ik hier mijn gedachten omtrent het idee van mijn groepsgenote Shalom neerpennen.

In verscheidene posts of reacties heb ik al gesproken over Hegel's onderscheid tussen de schoonheid van kunst en natuur, dus ga ik beknopt blijven. Zoals wij in onze lessen kunstfilosofie hebben gelezen, zegt Hegel in zijn beschrijving van de esthetica bijna meteen dat de schoonheid van de natuur ondergeschikt is aan die van de kunst. In onze eerste groepsgesprekken raakten we deze kwestie meermaals aan. Mijn groepsgenoten reageerden unaniem dat het de natuur onrecht aandoet wanneer deze onder de kunst wordt gesteld. Shalom zei dat ze de natuur een inspiratiebron vindt en vaak gefascineerd is door de schoonheid ervan. Dit was al een aanloop naar haar idee voor haar GIP.

Een verfijnd beeld heb ik niet, aangezien het idee bij ons laatste gesprek nog niet al te duidelijk uitgewerkt was en aangezien er geen post is geplaatst, dus tast ik noodgedwongen een beetje in het duister. Hopelijk valt er nog iets van feedback uit te halen.

Shalom was van plan om te experimenteren met het idee natuur versus (of hand in hand met?) kunst. Hoe dit concreet tot uiting zal komen is voor mij nog onzeker. Het is alleszins al een vertrekpunt waar wel veel mogelijkheden in zitten.

GIP de!KunstHumaniora - Sabina

Sabina,

Tijdens ons eerste groepsgesprek botsten we op het onderscheid dat Hegel maakt tussen de schoonheid van de kunst en de schoonheid van de natuur. Dit is niet alleen een onderscheid, maar ook meteen een hiërarchie: Hegel plaatst het esthetische karakter van de natuur lager dan dat van de kunst. Onze mening over deze stelling is in jouw werk denk ik van weinig belang: mag ik afleiden, doordat je van de natuur een kunstwerk maakt, dat je de schoonheid van de kunst en de schoonheid van de natuur op dezelfde hoogte brengt, of er zelfs aan gelijk stelt?

Toen we het onderscheid tussen natuur en kunst verder uitdiepten, kwamen we op een ander interessant, moeilijk verklaarbaar gegeven: het lijkt voor Hegel bijna makkelijker om de kunst te aanbidden dan de natuur, maar waarom is dit zo? Is de kunst minder moeilijk te vatten omdat ze door de mens is geschapen? Deze vragen brengen ons bij een grotere kwestie: waarom moeten de grenzen van onze rede de dingen die we waarnemen, kunnen bevatten?

Nu, dit is met betrekking tot jouw werk wel wat naast de kwestie, of misschien wat te diep gegraven. Over naar de kern van de zaak, dus. Ik vind het heel interessant dat je wilt experimenteren met de natuur als kunstwerk, en niet op de traditionele manier die we ons allemaal direct voor de geest kunnen halen, zoals bijvoorbeeld een schilderij van een landschap. Je wilt elementen uit de natuur halen en die elementen ook in hun oorspronkelijke vorm gebruiken, als mode. Je wilt de natuur, geschapen door een kracht waarvan het karakter tot nog toe bediscussieerd wordt, doen functioneren als een kostuum, als kleding. Het is haast ondenkbaar om in te beelden dat kleding vandaag de dag niet door de mens gemaakt zou worden. Er rijzen een aantal vragen bij mij, waar jij misschien nog iets mee kan: degradeer je de natuur, als je deze 'reduceert' tot iets wat de mens gebruikt in het dagelijks leven? Is dit nog vrije kunst of eerder dienende kunst? Vind jij het menselijk lichaam kunst, of deel je die ook liever in bij natuur?

Ik ben alvast ongelooflijk benieuwd naar hoe dit zich in de praktijk zal omzetten, het is hoe dan ook een erg origineel idee!

dinsdag 23 april 2019

A dead poet doesn't write - Houellebecq

"In een permanente, algehele oorlogssfeer bevindt de dichter zich in de frontlinie van alle levenden. Door zijn dagelijkse aanraking met het ondraaglijke zal hij worden blootgesteld aan de verleiding van de desertie, de euthanasie. Hij moet zich verzetten, de waardigheid verachten, bestaan tot hij erbij neervalt. Wie werkelijk wil overleven, moet eerst zien te overleven in beperkte zin. Houd moed." - Michel Houellebecq op de achterflap van LEVEN, LIJDEN, SCHRIJVEN | METHODE.

Deze post is niet bedoeld om het romantische kunstenaarsideaal geweld aan te doen, en al zeker niet om het te ontkrachten. Ik schrijf deze post om het statuut van de romantische kunstenaar te eren, want ik geef Michel Houellebecq, en alle filosofen, kunstenaars, schrijvers, muzikanten die zichzelf vinden in zijn methode voor het dichterschap (te veralgemenen tot de gehele kunstwereld), met gebogen hoofd gelijk.  

Veel woorden wens ik hier niet aan vuil te maken. Ik laat liever iemand die oog in oog heeft gestaan met lijden, spreken. Iemand die perfect past in de opvatting van Houellebecq over het dichterschap... Jean-Marie Berckmans, beter bekend als JMH Berckmans. Zijn levensloop hier uiteenzetten, zou misplaatst zijn; wanneer u de tekst leest, zal u begrijpen dat zulke koude woorden niet uit iedereens pen vloeien. Een ware ervaringsdeskundige, dus. 

In Antwerpen, in de buurt van de Melkmarkt, kwam ik afgelopen weekend dit ingekaderde meesterwerk tegen. Het lag in een etalage naast allemaal werken van hem. Er waren geen letters op de ramen te vinden, noch boven het glas, en ten slotte het was al later dan de conforme sluitingstijd, dus kon ik op geen enkele manier uitmaken of dit een winkel was of niet. Het leek er alleszins niet op. 

Ik stel het volgende voor: lees deze tekst, probeer u de hartstocht, het cynisme, de dronkenschap en vooral, de ongesuikerde hardheid van deze man in te beelden. Krijgt u al flashbacks naar de eerste zinnen uit Houellebecq's Methode, waar er wordt beschreven dat een krijsende baby zonder enige zorg op de grond wordt gelaten, gevolgd door de affirmatie dat zijn schrijverscarrière goed begonnen is? Beeld u deze baby in en maak hem in gedachten 20 à 30 jaar ouder, zittend aan zijn krakkemikkig bureautje, dit openhartig relaas schrijvend. Erken Houellebecq.








maandag 22 april 2019

GIP de!KunstHumaniora - Sieglinde

Sieglinde,
Ik vind jouw idee echt enorm interessant. Ik zou graag, bij wijze van het verduidelijken van de verbinding tussen Hegel en jouw idee  (dit is mijn taak als moduleleerling, niet?), even neerschrijven hoe we op deze stelling zijn gekomen. Of toch, hoe ik mij herinner dat dit gebeurde, verbeter mij als ik fouten maak.

Vanzelfsprekend begon ons gesprek vanuit de hoofdvraag van Hegel, die we ondertussen allemaal tot in den treure hebben gelezen, zijnde "Wat kan kunst nog betekenen in de 21ste eeuw?". Vanuit deze vraag probeerden we de drijfveren achter Hegels redenering over het einde van de kunst, zijnde het absolute zelfbewustzijn van de geest, bloot te leggen. Als we deze lijn doortrekken naar de geschiedenis, de term die jij in jouw stelling aanraakt, weten we dat Hegel het einde van de geschiedenis bij Napoleon, de 'wereldziel' zoals hij door Hegel benoemd werd, zag; alle geschiedkundige feiten, alle oorlogen en revoluties die nog zouden komen, zouden nutteloos zijn: alles is namelijk al geweten, de geschiedenis begrijpt zichzelf al. Maar als we met onze eenentwintigste eeuwse ogen terugkijken op de afgelopen 120 jaar, zien we een moordende twintigste eeuw, een eeuw bezaaid met bloed, schuld en vijandigheid. Ik vraag me af wat Hegel hierover zou zeggen, als hij de kans had gekregen om te leven in de twintigste eeuw. Waren bijvoorbeeld de twee Wereldoorlogen, die ettelijke bladzijden in de geschiedenis zwart kleuren, inderdaad nutteloos? Wat denk jij? 

Welnu, de geschiedenis herhaalt zich inderdaad. Mensen blijven elkaar haten omwille van uiterlijke verschillen, discriminatie en onderdrukking bestaat nog altijd. Het lijken intussen wel universele begrippen die gedoemd zijn om in de mensheid wortel te schieten. Is er een mogelijkheid om deze vastgeroeste, bijna zelfs alledaags geworden kwaadheid te verdrijven? Zouden we ondertussen al geleerd moeten hebben dat we telkens dezelfde domme fout maken? Is de geschiedenis ten einde, of begint zij elke geboorte, elke dag, elke minuut opnieuw? 
Hegel zegt dat het eindpunt reeds bereikt is, wat zeg jij, Sieglinde?

Nu, terug naar jouw concept. Persoonlijk vind ik het geweldig dat je experimenteert met de cirkel: een meetkundige figuur waaraan wij vast en zeker gewend zijn, of deze nu perfect of imperfect is. De cirkel is universeel familiair. Door in jouw fotoreeksen het contrast tussen perfectie en gebrek (of zelfs de samensmelting van deze twee?) uit te lichten, maak je heel erg duidelijk dat de mens elke generatie opnieuw dezelfde fouten maakt. Dit is een krachtige boodschap, het laat veel ruimte om te interpreteren en om verder te filosoferen over een eeuwenoude, diepmenselijke kwestie, of beter nog, sta me toe te zeggen, een probleem.

Kortom, door de repetitieve fouten van de mens tot op het bot uit te spitten en te ontbloten, bewijs je Hegel zijn ongelijk: de geschiedenis, of nog, de mens, is een cirkel en geen lijnstuk; beweren dat de Geest op een bepaald moment alles heeft geleerd, is utopisch. Ten minste, vandaag nog.

Ik ben enorme fan en ik kijk ten zeerste uit naar het eindresultaat.

(Ik wens deze reactie tevens te gebruiken als vervanging voor een post over Gadamer.) 

zaterdag 6 april 2019

Ontmoeting twee

Ik keek erg uit naar de tweede ontmoeting met de leerlingen van de!Kunsthumaniora. Onze eerste filosofeersessie verliep nogal ongestructureerd en ging veel verscheidene kanten uit, dus ik wist op geen enkele manier wat te verwachten. Ik had met 2 van mijn groepsgenoten kort contact gehad via sociale media, maar daar is niet meer uitgekomen dan het vermelden dat, als we nog ideeën zouden hebben, we ze op deze manier konden uitwisselen. Kortom, ik had geen flauw idee welke kant de leerlingen zouden uitgaan.

Nadat we in 3 groepen verdeeld waren, kreeg elke leerling ruim de tijd om zijn/haar idee op tafel te leggen en daar feedback op te krijgen van medeleerlingen, van de moduleleerlingen en van één van hun leerkrachten. Ik zou over elk idee kunnen uitwijden, want ze waren een voor een erg interessant en bevatten allemaal veel potentieel, maar ik zal me binnen de grenzen van mijn groep blijven bewegen en in deze post dieper ingaan op hun ideeën.

Sieglinde was als eerste van mijn groep aan het woord. Zij wilt zich baseren op de zin die in ons eerste gesprek is gevallen: "De geschiedenis herhaalt zich.". Dit gaat natuurlijk volledig tegen Hegel in, want volgens hem is de geschiedenis lineair en bereikt zij haar climax wanneer de geest zichzelf begrijpt. Nu, haar idee is om twee fotoreeksen te maken: één reeks toont perfecte cirkels aan, en de tweede, contrasterend met de eerste, toont cirkels, onderbroken in hun perfectie. Ze wilt wijzen op de fouten van de mens, die elke dag, elke minuut opnieuw worden gemaakt.

Een kwestie die we in ons vorige gesprek ook meermaals hadden aangeraakt, was Hegels visie op de natuur. Zoals ik in 2 van de drie reacties al heb gedaan, en ook in mijn post over de eerste ontmoeting, ben ik al uitgebreid ingegaan op het onderscheid tussen natuur en kunst, of ten minste, de esthetische kant ervan, dus ik verwijs graag naar deze drie andere plaatsen. Zowel Shalom als Sabina wilden deze kwestie als basis van hun werk nemen.